De alvleesklier heeft een enorme reservecapaciteit. Meestal ontstaan er pas klachten als 90% van het normaal functionerende alvleesklierweefsel is aangetast. Dit betekent niet dat als iemand geen klachten heeft, er geen sprake is van verminderde alvleesklierfunctie. Functieverlies van de alvleesklier leidt tot wisselingen in de bloedsuikerspiegel (te hoog of te laag) en tot een abnormaal verloop van de spijsvertering. We spreken dan van ‘endocriene pancreasinsufficiëntie’ en ‘exocriene pancreasinsufficiëntie’.
Endocriene pancreasinsufficiëntie
Het verlies van de endocriene pancreasfunctie (het op peil houden van de bloedsuikerspiegel) wordt endocriene pancreasinsufficiëntie genoemd. Dit leidt tot ongewenste wisselingen in de bloedsuikerspiegel, ook wel diabetes (suikerziekte) genoemd. Door de schade aan de alvleesklier zijn zowel de insuline- als de glucagonproductie verstoord. De diagnose suikerziekte wordt vastgesteld aan de hand van bloedonderzoek. Met behulp van tabletten of insulinetherapie kan men proberen de bloedsuikerspiegel weer normaal te krijgen.
Exocriene pancreasinsufficiëntie
Een tekort aan alvleesklierenzymen en bicarbonaat door de verminderde werking van de alvleesklier wordt exocriene pancreasinsufficiëntie genoemd. Als de alvleesklier minder alvleeskliersappen produceert, ontstaat er een tekort aan verteringsenzymen in de dunne darm. Hierdoor kan voedsel niet goed worden verteerd en kunnen belangrijke voedingsstoffen niet door de darmwand worden opgenomen in ons lichaam. Dit leidt tot een tekort aan calorieën en vet-oplosbare vitaminen, zoals vitamine A, D, E en K. Patiënten kunnen hiernaast last krijgen van vettige diarree, een opgeblazen gevoel en winderigheid. Ook moet men vaker naar het toilet, waardoor men ervoor kan kiezen om thuis te blijven. Extra psychosociale ondersteuning kan voor sommige patiënten raadzaam zijn om niet in een sociaal isolement te komen. Exocriene pancreasinsufficiëntie kan worden vastgesteld door een combinatie van ontlastingsonderzoek, klachten en bloedonderzoek.