Pijn is een veel voorkomende klacht bij patiënten met chronische pancreatitis; naar schatting heeft ongeveer 90% hier weleens last van. Deze pijn kan continue aanwezig zijn of in aanvallen opkomen. Het eten van voedsel zorgt vaak voor het ontstaan van een pijnaanval. Deze pijn wordt door patiënten omschreven als een bandvormig gevoel in de bovenbuik, waarbij er soms uitstraling naar de hele buik optreedt. Het vinden van de juiste pijnbehandeling blijft een uitdaging.

Behandeling van pijn in een aantal stappen

De behandeling van pijn bij patiënten met chronische pancreatitis is opgedeeld in een aantal stappen:
1. Leefstijl en medicatie
In combinatie van leefstijladviezen en medicatie probeert men eerst de pijn onder controle te brengen
2. Interventie (endoscopisch en/of chirurgie)
Werkt dit onvoldoende, heeft men last van verstopping van de alvleesklierafvoergang, of zijn er complicaties opgetreden dan kan een endoscopische of chirurgische behandeling volgen.

Doordat steeds meer alvleesklierweefsel verloren gaat, kan de hevige pijn bij sommige patiënten na lange tijd ‘uitdoven’. Helaas is dat lang niet bij iedereen het geval en blijft bij hen de pijn altijd aanwezig.

Pijnbestrijding met behulp van medicatie

Pijnbestrijding bij chronische pancreatitis vindt plaats volgens een vast stappenplan:
1. Paracetamol en/ ibuprofen). Deze medicijnen werken goed bij lichte tot matige pijn.
2. Licht opiaat. Bij onvoldoende effect van stap 1, wordt een licht opiaat (zwak morfineachtige medicatie) toegevoegd, zoals tramadol.
3. Sterker opiaat, zoals morfine. Bij onvoldoende effect van stap 2, kan er worden gestart met een sterker opiaat, zoals morfine. Nadelen hiervan zijn bijwerkingen als obstipatie, misselijkheid, sufheid en een verslavende werking.

Als na twee maanden geen pijnverlichting is opgetreden, is het verstandig om endoscopische of operatieve behandelmogelijkheden te overwegen. Deze behandelingen vinden alleen plaats in gespecialiseerde ziekenhuizen.

Endoscopische behandeling

Een verstopping van de alvleesklierafvoergang, bijvoorbeeld door kalkstenen of vernauwingen door verlittekening, kan pijnklachten geven. Een endoscopische behandeling (ERCP) kan dan uitkomst bieden. Tijdens een ERCP kan de arts met een flexibele buis (endoscoop) via de mond en de maag tot in de twaalfvingerige darm komen. Met behulp van kleine instrumenten, die op de endoscoop geplaatst worden, kan de arts kleine gal- en kalkstenen verwijderen uit de afvoergang van de galblaas of alvleesklier. Ook kan de arts een kleine ingreep uitvoeren, die de afvoer van alvleeskliersap en galvloeistof makkelijker maakt. Deze ingreep, waarbij een klein sneetje gemaakt wordt bij de afvoergang, heet een papillotomie. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van een buisje (stent) in de afvoergang.

Alle behandelingen zijn erop gericht om de afvoer van het alvleeskliersap door de dunne darm te bevorderen. Gal- of kalkstenen die te groot zijn, moeten eerst vergruisd worden. Voorheen werd dit gedaan met behulp van shockgolven, maar tegenwoordig wordt hiervoor een nieuwe behandeling toegepast in de vorm van lasertherapie. Grote stenen worden hierbij vanuit de twaalfvingerige darm en/of alvleesklierafvoergang (=inwendig) in kleinere fragmenten opgesplitst, waarna ze met de ontlasting mee het lichaam verlaten.

Chirurgische behandeling

In sommige gevallen is een operatie noodzakelijk om het littekenweefsel te verwijderen of ernstige pijnklachten te bestrijden. Er zijn verschillende chirurgische technieken beschikbaar die kunnen worden toegepast. De keuze voor een bepaalde techniek is afhankelijk van meerdere factoren, onder andere van de kenmerken van de alvleesklier (zoals de mate van ontsteking, locatie van de ontsteking, de afmeting van de galweggang- en de kop van de alvleesklier). Deze verschillende procedures kunnen grofweg worden onderverdeeld in drie typen; drainage-, resectie- en combinatie procedures.

De ‘drainage’ procedures houden in dat er een nieuwe verbinding wordt gecreëerd tussen de alvleesklierafvoergang- en weefsel en de dunne darm, om zo de alvleeskliersappen weer goed te laten af lopen in de darm in de hoop dat de irritatie en de daarbij horende pijn zullen afnemen.

De ‘resectie’ procedures zijn voornamelijk gericht op het wegsnijden van litteken- en ontstoken weefsel. In zeldzame gevallen is het nodig om de hele alvleesklier te verwijderen (pancreatectomie). De totale verwijdering van de alvleesklier is een ingrijpende operatie en kent veel risico’s. Na een dergelijke operatie moet men veel medicijnen gebruiken, onder andere voor de insulineafhankelijke suiker ziekte die ontstaat.

Tot slot zijn er de ‘combinatie’ procedures, waarbij er zowel drainage als resectie plaats vindt.